Hoe werkt hoopdance? – deel 2 van 4 uit de blogserie over hoopdance

Gezellig dat je weer komt lezen! Vorige week zaterdag schreef ik over onze kindertijd en over hoepelen in de Griekse Oudheid. Je leest het hier terug. Vandaag vertel ik je meer over hoe hoopdance werkt. Als je ondertussen al een hoopdance filmpje hebt gezien ben je misschien verbaasd over alle bewegingen die je zag. Zonder hoopdance ervaring is de hoeveelheid aan trucs en overgangen overweldigend. Daarom leg ik je vandaag uit hoe hoopdance precies werkt. Je leest over on-body en off-body hoepelen, vertical en horizontal planes, ritme en flow.

 

On-body en off-body hoepelen

Je kunt een hoepel om verschillende delen van je lichaam laten draaien. Van je tenen tot het puntje van je neus. Daarnaast kun je allerlei bewegingen met de hoepel maken terwijl je ‘m in je handen houdt. Dat noemen we on-body en off-body hoepelen. On-body betekent om je lichaam en off-body van je lichaam. Als je on-body hoepelt dan hoepel je rond je enkels, knieën, benen, heupen, buik, borst, schouders, nek, hoofd of zelfs rond het puntje van je neus. Als je off-body hoepelt dan maak je vormen en patronen met je hoepel(s) waar je voornamelijk je handen voor gebruikt. Een voorbeeld van off-body bewegingen zijn isolations, weaves en escalators. Hoopdance bestaat dus uit on-body en off-body hoepelen.

 

Vertical en horizontal planes

Daarnaast zijn alle bewegingen die je maakt te vertalen naar vertical en horizontal planes (en een mix daartussen). Plane betekent vlak of dimensie. Hoopdance bewegingen hebben een horizontale of verticale dimensie. Wanneer je om je buik hoepelt beweegt de hoepel over de horizontale dimensie. Isolations en weaves zijn voorbeelden van de verticale dimensie, want de hoepel staat rechtop bij deze bewegingen. Er is ook een soort hybride dimensie waarbij de hoepel zowel horizontaal als verticaal beweegt, escalators zijn hier een voorbeeld van.

 

Vraag je je af wat isolations, weaves en escalators zijn? Kijk dan in het lesrooster wanneer je een proefles kunt volgen.

 

Ritme

Hoopdance gaat over ritme. Dat kun je goed zien in de Native American Hoopdance video in het artikel dat ik vorige week schreef. Uiteindelijk draait hoopdance om het vinden van de balans tussen jouw ritme en het ritme van de hoepel. Iedere beweging met de hoepel heeft een ander ritme; buikhoepelen heeft een ander ritme dan om je handen of om je nek hoepelen.

 

Flow

Wanneer je lichaam precies de juiste beweging maakt op het juiste moment kan het voelen alsof de hoepel vanzelf gaat. Alle bewegingen gaan soepel en het lijkt alsof je verbonden bent met de hoepel, alsof de hoepel een verlengstuk van je lichaam is. Dat heet ‘hoopdance flow’: een gevoel van samensmelten met de hoepel waarbij al het andere verdwijnt.

Dat klinkt fijn… En ook een beetje ongrijpbaar!

Want, samensmelten met de hoepel, wat betekent dat precies?

Hoopdance flow betekent dat je loslaat en vrij danst met de hoepel, en dat je je gedachten kunt laten voor wat ze zijn. Wanneer je hoopdance flow ervaart is je skill-level precies in de goede verhouding met de uitdaging die het vrije dansen je geeft. Met andere woorden, het is niet te moeilijk of makkelijk wat je doet en het geeft je voldoende uitdaging. Flow kun je ook in andere activiteiten vinden, topsporters omschrijven vaak flow wanneer ze het over een belangrijke wedstrijd hebben.

 

Hoopdance flow is iets dat bijna iedere hooper wil bereiken. Gek genoeg is het iets dat alleen komt wanneer je er niet doelgericht naar zoekt. Maar dat betekent niet dat je een ‘goede’ hooper (want wanneer ben je dat?) moet zijn. Ook wanneer je net begonnen bent met hoopdance kun je flow ervaren.

 

Daarnaast kun je flow ook oefenen, dat is iets dat we tijdens de les wel eens doen. Lijkt het je leuk om op hoopdance les te gaan? Klik dan hier voor het lesrooster.

 

Hopelijk is het antwoord op de vraag ‘hoe werkt hoopdance?’ duidelijker geworden 🙂 Volgende week zaterdag gaat het over de positieve effecten van hoopdance.

 

Fijn weekend!

 

Marina